Tijdens onze reizen hebben wij tot nu toe 42 Wolfskinderen geïnterviewd en gefotografeerd. Om u een kleine indruk te geven laten wij u hier drie stukjes uit de interviews, plus een aantal portretten, stills en landschapsfoto’s zien.
Ewald Bork *1934 Königsberg
Ik ben in 1934 in Königsberg geboren. Ik kon daar nog tot de vierde klas naar school gaan. Onze vader werd in 1939 als soldaat opgeroepen en daarna hoorde ik nooit meer van hem. Mijn oudste broer werkte bij het postkantoor. Toen in 1944 de Russen kwamen, namen ze hem gewoon mee. Ook van hem heb ik nooit meer iets vernomen. Ik vluchtte met mijn moeder voor een bomaanval de stad uit– toen wij terugkeerden lag alles in puin en as. Toen kwam de honger. Op de een of andere manier lukte het ons om twee jaar te overleven, maar toen werden we beiden ziek. Wij verzwakten en waren ellendig. Uiteindelijk stierf mijn moeder naast mij in bed. Ze verhongerde. Ik was toen 13 jaar oud en ik vertrok alleen naar Litouwen.
Waltraut Minnt *1936 Uderwangen
Ik werd op 7 maart 1936 in Uderwangen in Oost-Pruisen geboren. Aan de oorlog zelf heb ik geen herinneringen meer. Ik weet alleen nog dat mijn vader en mijn oudste broer in de oorlog stierven. Toen de oorlog voorbij was bleven wij met onze moeder op de boerderij tot het Rode Leger kwam. Ik was zes jaar oud toen Russische soldaten ons voorbij stormden en rechtstreeks ons huis binnen liepen naar mijn moeder toe. Wij hoorden haar schreeuwen - de buren weerhielden ons ervan om naar binnen te gaan. Toen de soldaten uren later klaar met haar waren kwam zij huilend en bloedend naar buiten. Ze kon nauwelijks op haar benen staan en viel op straat direct voor een voorbijrijdende tank. …Ik verloor mijn moeder en ook mijn broers en zussen en werd naar Siberië gedeporteerd in een jeugdkamp. Toen ik begin jaren vijftig naar Litouwen uitgewezen werd, was ik bang voor mensen en vluchtte vaak de natuur in.
Ursula Haak *1935 Birjohlen
Nadat mijn moeder door Russische soldaten vermoord was bleven mijn broers en ik alleen in de Elchniederung achter. Er deed zich een overstroming voor, die ons bijna het leven had gekost, maar een boer redde ons. Ik vroeg hem of wij alstublieft bij hem mochten blijven maar hij wees ons af en zei „Jullie moeten naar Litouwen gaan, daar worden jullie vast geholpen.“ Ik was toen tien jaar oud en verantwoordelijk voor mijn twee jongere broers. We hadden niemand anders meer. We liepen terug naar Tilsit om een weg de grens over te vinden. Horst, mijn jongste broer kon niet meer verder lopen en ik moest hem voortdurend dragen. Uiteindelijk lieten we hem in het stadspark achter omdat we uitgeput waren. Hij moest op ons wachten tot wij terug zouden komen uit Litouwen. Maar toen wij terug kwamen was hij verdwenen.